3.5.a Kennisvergroter: hersenen

3.5.a Kennisvergroter: hersenen

De hersenen regelen:
• hoe je beweegt (bijv. ademhalen, lopen)
• wat je doet (bijv. huilen)
• wat je onthoudt (bijv. wat je gisteren hebt gegeten)
• wat je denkt/voelt (Als je iets ziet, hoort, voelt, ruikt of proeft, geven je hersenen er betekenis aan: je proeft bijvoorbeeld patat en denkt: ‘Wat lekker!’.)

Hoe werken je hersenen?

Je hersenen geven betekenis: ze ‘zeggen’ wat iets betekent.

Voorbeeld:
Het mkaat neit zoevel uit in wleke vorlgode de lerttes van een wrood saatn.
Als de eetsre en de ltasate lteetr op de jsuite paatls saatn,
kun je de mesete wreoodn gweoon leezn.
Dit kmot ddaorot je hrnenesen de ltretes niet arpat leezn, maar als hlee woredon.

Je hersenen zorgen er ook voor dat je dingen kunt leren. Bijvoorbeeld het leren van kennis op school. Het is handig om te weten hoe je dit het beste kunt doen! Zodat je het leren niet onnodig moeilijk maakt.